Keepers

Het volgende verhaal is afkomstig uit de Rails (maandblad van de Nederlandse Spoorwegen) van december '97/januari '98 en is geschreven door Maarten Westerman.

DE KEEPER IS DE
SOLIST VAN HET
TEAM. DE EENLING
VAN DE GROEP.
MET ANDERE
KLEDING, ANDERE
REGELS EN ANDERE
TECHNIEK. NIEMAND
DIE ZICH ZO ONDER-
SCHEIDT. NIEMAND
DIE HEM WIL ZIJN.
TWAALF STATEMENTS
OVER DE KEEPER.

Je Kreeg Met 10-0 Op Je Smoel,
De Kleine Keeper In Zijn Doel,
Hij Weende Zeer.

Deze tekst -van de cabaretgroep Don Quishocking, lang, lang geleden- is een van de weinige keren dat de keeper in de Nederlandse literatuur en cultuur wat aandacht krijgt. We hebben daarnaast nog de hymne OE A Ed de Goey, Oe A Ed de Goey, maar dan houdt het wel op. Er is ook maar een mop over een keeper in omloop, en die komt het best tot zijn recht in de Belgische versie: Jean-Marie loopt op de Keiserlei, wanneer hij wordt opgeschrikt door hysterisch gegil verderop. Jean-Marie doorgrond de situatie in een moment... Vanaf de hoogste verdieping van een gebouw is een baby uit het raam gewaaid. Jean-Marie aarzelt geen moment. Hij neemt een sprint, duikt, strekt zich uit...en weet met een ultieme krachtsinspanning het kind in zijn grote handen te vangen voor het tegen de straatstenen te pletter valt. Het winkelende publiek barst los in een spontane ovatie. Jean-Marie krabbelt op, kijkt ietwat versuft maar trots in het rond, laat de baby twee keer stuiteren en trapt 'm met achteloos gemak vijftig meter de Keiserlei op.

Een Keeper Krijgt Weinig Waardering

De keeper is held en schlemiel in een. Dit soort tegenstrijdigheden komen we voortdurend tegen in zijn karakter en zijn functioneren. Zo is hij een solist in teamverband. Hoe slechter het team, des te meer werk de keeper krijgt en des te groter het aantal kansen om zich te onderscheiden. Maar hoe beter het team, des te minder hij te doen krijgt en des te groter de dreiging van die ene fatale misser. Blijft die misser uit, dan blijft de waardering voor zijn bijdrage uit. Het is immers de verdienste van de veldspelers geweest. Het grote Ajax van begin jaren zeventig - met Keizer, Cruijff en Krol - won driemaal op rij de Europa Cup I. In de drie finales kreeg de ploeg geen enkel doelpunt tegen. Toch zal geen mens - als men zich al zou herinneren wie er destijds het doel verdedigde - het wagen om die triomftocht toe te schrijven aan ene Heinz Stuy.

Slechts Vijf Sporten Hebben Er Een

Wie zijn gedachten laat gaan over keepers - en dat doen er maar weinig - komt tot verrassende vaststellingen. Bijvoorbeeld dat er eigenlijk maar heel weinig sporten zijn met een doelverdediger. Noem er eens tien dan! Er blijven maar vijf keepers over. Die in het voetbal natuurlijk, waarbij we de keeper van het zaalvoetbal op dezelfde hoop gooien. Anders ligt het bij hockey en ijshockey, want dat zijn wezenlijk verschillende sporten; dat zijn dus nummer twee en drie. Handbal vervolgens. En waterpolo. Er zijn dus meer balsporten zonder keeper dan met. Denk maar eens aan basketbal, honkbal, American Football, volleybal, rugby, polo te paard, (tafel)tennis...

Niemand Wil Hem Zijn

Wie heeft zelf de rol van doelwachter naar zich toegetrokken? Welk kind heeft bij zijn eerste kennismaking met een sport geroepen: "Ik ga wel op het doel!" Wie wil er nou keeper worden? Het keepersvak is weggelegd voor diegene in de groep die het slechtst mee kan komen en tegelijkertijd te aardig is om zonder opgaaf van reden uit het team gefikkerd te worden. Hij of zij zal onze keeper zijn. Keepers die anders beweren en ons willen doen geloven dat de rol hen op het lijf is geschreven, zijn leugenaars of ze kunnen niet rekenen. Want een team heeft maar een keeper en een heleboel veldspelers. De kans om de top te bereiken -of dat nu het eerste team van de dorpsclub is of het Nederlands Elftal - is voor een keeper vele malen kleiner. Behoor je tot de beste tien veldspelers, dan sta je in het eerste. Ben je de tiende keeper, dan sta je in het negende...Nee, niet in het tiende! Want de tweede keeper is de grootste looser - die zit bij het eerst op de bank, en kan alleen maar hopen dat zijn tijd nog komt.

Hij Is Onmisbaar In Het Veld

Is de keeper dus onbelangrijk? Nee, zeker niet. Wanneer de doelverdediger met een rode kaart het veld moet verlaten, zal de coach een veldspeler moeten opofferen en de reservekeeper inzetten. Moet de keeper geblesseerd het veld verlaten en heeft de coach geen reservekeeper, dan trekt een veldspeler diens trui aan en neemt het van hem over. Dat zijn ook de momenten waarop blijkt hoe goed keepers zijn, want de vervanger in de goal ziet er doorgaans koddig uit en komt zelden ongeslagen uit de strijd tevoorschijn. Heel af en toe is het de keeper die wordt opgeofferd, bijvoorbeeld bij ijshockey, om door middel van een man-meer-situatie een goal te forceren. Meestal leidt dat echter tot een tegendoelpunt.

Hij Is Onmisbaar Op De Training

Pas werkelijk onmisbaar is de keeper overigens tijdens de training. Frans Hoek - voormalig keeperstrainer van Ajax en inmiddels in het spoor van Louis van Gaal verhuisd naar Barcelona, waar hij onder anderen de Nederlandse doelverdediger Ruud Hesp bijstaat- vertelde onlangs iets opmerkelijks over de training. Als er geoefend wordt, is de keeper namelijk de vijand, die verschalkt moet worden. vanuit alle hoeken en standen wordt zijn doel onder vuur genomen. Oefening baart kunst nietwaar? Dus knallen maar! Alleen tijdens de wedstrijd hoort hij er weer bij. Pas de laatste jaren worden volgens Hoek in de sport trainingspatronen ontwikkeld, waarbij de veldspelers in dienst staan van de keeper. Maar echt van harte gaat het bij die spelers nooit.

Nederland Is Keepersvriendelijk

Als je dan toch keeper moet worden, dan overigens bij voorkeur in Nederland. Geen land ter wereld immers, waar met zoveel zorg en toewijding met minderheden wordt omgesprongen. Dat een homoseksuele scheisrechter een topwedstrijd in het betaalde voetbal leidt, is waarschijnlijk in geen enkel ander land zo gewoon als bij ons. Bettine Vriesekoop die meedoet in de competitie van de mannen, geen probleem. Gehandicaptensport staat gezien het grote aantal medailles tijdens de Paralympics in Nederland op hoog niveau. En wat huidskleur betreft bonter geschakeerd voetbalteam dan oranje bestaat waarschijnlijk nergens anders. Er is ruimte voor het individu en voor eigenzinnigheid. Wij zijn tolerant - een keeper moet gewoon kunnen, we hebben ze zelfs in onze vriendenkring.

In Nederland Zijn Ze Van Wereldklasse

Nederland heeft altijd goede keepers gehad. Je zou kunnen zeggen, dat er in ieder land - hoe klein ook- toch wel een goede doelverdediger te vinden moet zijn. Maar denk eens aan het grote Braziliaanse voetbalteam ten tijde van Pele! Daar stond een derdeklasse-amateur in het doel. Wie echter in een Nederlands vertegenwoordigend team verdedigt, is vrijwel per definitie een keeper van wereldklasse. Zo lijkt het al jarenlang alsof Nederland het in de hockey het uisluitend moet hebben van de strafcorner. Dat is slechts ten dele waar. Onze keepers elimineren de strafcorners van anderen echter beter, en de keepers van andere landen doen dat minder. Met Kraak, Pieters, Graafland, Van Beveren en Van Breukelen en nu Van der Sar hebben we bij het voetbal steeds wereldkeepers 'op doel' gehad. Bij waterpolo, ijshockey en handbal zijn er geen uitgesproken voorbeelden, omdat de sporten zelf in Nederland niet tot die wereldtop behoren. De enige keer dat Nederland een Olympische medaille won met waterpolo, was dat echter voor een belangrijk deel de verdienste van doelman Evert Kroon.

De Keeper Heeft Een Speciale Status

De keeper mag meer en geniet extra bescherming. Hij mag de bal met zijn handen aanraken in het voetbal, en met zijn voeten en benen bij het hockey en handbal, hij mag bovenop de puck gaan liggen bij het ijshockey..., alleen de keeper bij het waterpolo heeft geen streepje voor. Het grootste gedeelte van de wedstrijd is hij bezig met watertrappen, een bezigheid die voor de meeste kinderen tot een regelrecht trauma heeft geleid. Wie wil er nou keeper bij waterpolo worden? De doelman of -vrouw in het waterpolo geniet ook geen enkele extra bescherming. Geen cirkel waar anderen buiten moeten blijven (handbal) of die hem vrijwaart van afstandsschoten (hockey). geen gewatteerde broek, geen handschoenen met schubben, geen elleboog- en kniestukken, geen beenbeschermers, geen helm, geen harnas voor het kruis.

Hij Is De Minst Begrepen Speler

Met zijn eigen onderscheidende kleding en uitrusting, met zijn eigen techniek en tactiek, met zijn eigen wedstrijd in de wedstrijd, en met zijn eigen regels, valt er in theorie net zo'n dik boek te scrijven over de keeper als over de veldspeler. De werkelijkheid is anders. Wie in de sportbibliotheek op zoek gaat naar verhandelingen over keepers, vindt nauwelijks iets van zijn gading. De keeper is niet meer dan een hoofdstuk in het boek over de betreffende sport, en meestal een heel klein hoofdstuk. 'De keeper is de minst begrepen speler van een team,' schrijft Frans Henrichs in zijn boek over ijshockey. 'de doelverdedigers zijn van het type staander of van het type springer,' leren we uit een boekje over handbal. 'Een van de meest verantwoordelijke posten in het elftal is wel de functie van doelverdediger,' weet het handboek Voetbaltaktiek, voor trainer, coach en speler. 'Een goede doelman is een niet te onderschatten onderdeel van een ploeg,' meldt een werkje over waterpolo.

Hij Krijgt Vaak De Schuld

Kan een keeper een wedstrijd verliezen? beslist. Hij hoeft maar een fout te maken in een westrijd waarin zijn eigen team niet tot scoren komt, en de partij is met 1-0 verloren. schuld van de keeper - duidelijke zaak. Kan hij een wedstrijd winnen? Nee, eigenlijk niet. Want zelfs al houdt hij zijn doel schoon, dan is er minimaal een doelpunt voor nodig. Degene die dat doelpunt maakt heet daags erna in de kranten de matchwinner. een uitzondering is er, en dat is wanneeer penalty's, strafpuches of -worpen na een onbesliste verlenging de winnaar moeten aanwijzen. Dan is een van de twee keepers de winnaar. Maar in de media en bij het grote publiek geldt zo'n sessie als een loterij. Dus de keeper had eigenlijk gewoon geluk.

Een Keeper Is Aardig

Ontstaat op deze manier het beeld van een treurige functionaris, in werkelijkheid zijn keepers vrolijker en aardiger dan veldspelers. Ze kunnen incasseren en zich over de onvermijdelijke tegenslagen heenzetten. Ze analyseren beter, omdat ze een beter overzicht hebben op het spel en vertrouwd zijn met alle in dat spel voorkomende functies. Ze gaan ook langer mee dan veldspelers. Ze zijn minder vaak geblesseerd, ondanks de snelheid en de kracht waarmee op hun goals wordt gevuurd. Ze blijven noodgedwongen vaak lang bij dezelfde club, en die vermeende loyaliteit wordt door de fans op prijs gesteld. Het zijn een sort honden. ze houden de wacht voor het hok, en dat ontroert ons, wan onder ander tot uitdrukking komt in het geven van bijnamen. Veldspelers krijgen zelden bijnamen in de sfeer van de Beer van de Meer, voorheen de Bolle van Zwolle, Hansie, die Zwarte Panter of Flappie. Ze zijn zoals gezegd te aardig om uit het team te flikkeren.

EINDE